Hartritmestoornissen tijdens de zwangerschap

In het kort

De keuze van de behandeling hangt vooral af van het soort hartritmestoornis. Als deze middelen geschikt zijn, dan gaat de voorkeur uit naar kinidine, lidocaïne, atenolol, propranolol, metoprolol, sotalol of verapamil.
Het gebruik van fenytoïne in de zwangerschap leidt tot een verhoogde kans op aangeboren afwijkingen.
Amiodaron bevat jodium. Dit kan de schildklierfunctie van het ongeboren kind verstoren.

Let op:

  • Als een anti-aritmicum gebruikt wordt om een hartritmestoornis bij de moeder te behandelen, kunnen de farmacologische effecten, zoals een trage hartslag, ook bij de foetus optreden.
  • Vermijd het gebruik van fenytoïne tijdens de zwangerschap.
  • Vermijd het gebruik van amiodaron voor en tijdens de zwangerschap, tenzij dit strikt noodzakelijk wordt geacht. Stop het gebruik enkele maanden voor de zwangerschap, vanwege de lange halfwaardetijd.
  • Als amiodaron gebruikt is tijdens de zwangerschap, is het raadzaam om de schildklier van het ongeboren kind en de pasgeborene te monitoren.

Risico indeling

  • Mogelijk risico tooltip icon Dit geneesmiddel kan mogelijk nadelige effecten hebben op zwangerschap of –ongeboren- kind. Weeg de mogelijke nadelige effecten af tegen het belang van behandeling van de moeder. Overweeg of een veiliger middel gebruikt kan worden of voer extra controles uit.
    • - kinidine
    • - lidocaine
    • - amiodaron
    • - atenolol
    • - metoprolol
    • - propranolol
  • Risico op aangeboren afwijkingen tooltip icon Dit geneesmiddel geeft een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen of andere blijvende schade. Gebruik dit middel alleen in uitzonderingsgevallen (met extra controles). Kies zo mogelijk voor een veiliger middel of staak -tijdelijk- de behandeling.
    • - fenytoïne
  • Risico onbekend tooltip icon Over gebruik van dit geneesmiddel tijdens de zwangerschap is geen of onvoldoende informatie beschikbaar. Het is niet mogelijk om een uitspraak te doen over de veiligheid. Kies bij voorkeur voor een middel waarvan meer bekend is over de veiligheid.
    • - adenosine
    • - disopyramide
    • - flecainide
    • - ibutilide
    • - procainamide
    • - propafenon
    • - sotalol
    • - vernakalant
    • - verapamil
    • - diltiazem
    • - acebutolol
    • - esmolol
    • - landiolol
    • - pindolol

Achtergrondinformatie

Klasse I-anti-aritmica
Over de klasse Ia-anti-aritmica disopyramide, kinidine, procaïnamide zijn heel weinig gegevens beschikbaar. Op grond van oudere literatuur wordt kinidine beschouwd als een relatief veilig middel bij de behandeling van ritmestoornissen tijdens de zwanger­schap. Recente literatuur over kinidine is niet beschikbaar. Tijdens gebruik van disopy­ramide is inductie van weeën gemeld.

Van de klasse Ib-anti-aritmica, waaronder fenytoïne en lidocaïne gaat de voorkeur uit naar lidocaïne. Er zijn tot nu toe geen aanwijzingen dat gebruik van lidocaïne leidt tot een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen. Het gebruik van fenytoïne tijdens de zwangerschap geeft een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen. Voor meer informatie over de risico’s van fenytoïne, zie de pagina over fenytoïne als anti-epilepticum.

Met de klasse Ic-anti-aritmica flecaïnide en propafenon is de ervaring beperkt. Het is niet mogelijk een inschatting te maken van de mogelijke risico’s.

Klasse-II-antiaritmica
Onder de klasse-II-antiartimica vallen de bètablokkers (atenolol, acebutolol, esmolol, landiolol, metoprolol, pindolol en propranolol). Onderzoek naar bètablokkers in het algemeen laat tot nu toe geen hoger risico zien op aangeboren afwijkingen. Farmacologische effecten (lage bloedsuiker, lage hartslag, lage bloeddruk, sufheid en ademhalingsproblemen) kunnen optreden bij de pasgeborene bij gebruik in het laatste deel van de zwangerschap. Meer algemene informatie over deze middelen is beschikbaar op de pagina over bètablokkers.

Klasse-III-antiaritmica
Sotalol is een bètablokker maar wordt beschouwd als klasse-III-antiaritmicum. Als het gebruik van een klasse III-anti-aritmicum noodzakelijk is, gaat op grond van de beperkte ervaring de voorkeur uit naar sotalol.

Vermijd het gebruik van amiodaron tijdens de zwangerschap tenzij dit strikt noodzakelijk wordt geacht (bijvoorbeeld in het geval van levensbedreigende aritmieën). Amiodaron bevat jodium. Hoge jodiumconcentraties bij de zwangere vrouw kunnen leiden tot verstoring van de schildkierfunctie (hypothyreoïdie/hyperthyreoïdie) en struma bij de foetus. Deze effecten kunnen optreden vanaf ongeveer de twaalfde zwangerschapsweek, omdat de foetale schildklier vanaf dat moment jodium op neemt. Jodium passeert de placenta gemakkelijk. Bij gebruik van amiodaron door de zwangere is ook foetale bradycardie gemeld. Stop enkele maanden vóór de conceptie met het gebruik van amiodaron, vanwege de zeer lange half­waardetijd.

Over het gebruik van ibutilide tijdens de zwangerschap zijn beperkte gegevens bekend.

Klasse-IV-antiaritmica
Onder de klasse-IV-antiartimica vallen de calciumblokkers verapamil en diltiazem. Als een klasse-IV-antiaritmicum nodig is, dan gaat de voorkeur uit naar verapamil. Er is beperkte ervaring opgedaan met het gebruik van verapamil tijdens de zwangerschap. De beschikbare gegevens wijzen tot nu toe niet op een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen. Omdat veel processen in de embryogenese afhankelijk zijn van calcium wordt geadviseerd om het gebruik van calciumblokkers bij voorkeur te vermijden in het eerste trimester. Meer algemene informatie over calciumblokkers is beschikbaar op de pagina over calciumblokkers.

Vernakalant
Met het gebruik van vernakalant tijdens de zwangerschap is geen ervaring opgedaan.

Adenosine
Adenosine is een stof die van nature in het lichaam voorkomt. Het heeft een zeer korte halfwaardetijd (< 10 seconde). De informatie met het gebruik van dit middel tijdens de zwangerschap beperkt zich tot enkele cases.

Laatst bijgewerkt op 05-07-2019


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.