Hartritmestoornissen tijdens de borstvoedingsperiode

In het kort

Adenosine, fenytoïne en lidocaïne kunnen waarschijnlijk veilig worden gebruikt tijdens de borstvoedingsperiode.

Sotalol en amiodaron komen in grote hoeveelheden in de moedermelk terecht. Daarom wordt het gebruik tijdens de borstvoedingsperiode afgeraden.

Risico indeling

  • Meest veilig tooltip icon Dit geneesmiddel is -binnen deze groep- de veiligste keuze voor gebruik tijdens de borstvoedingsperiode. Er is, in onderzoek of in de praktijk, geen verhoogd risico gevonden op nadelige effecten voor de zuigeling of op de melkproductie.
    • - fenytoine
  • Waarschijnlijk veilig tooltip icon Dit geneesmiddel kan gebruikt worden tijdens de borstvoedingsperiode. Maar indien mogelijk heeft een geneesmiddel uit de categorie ‘Meest veilig’ de voorkeur. Bijvoorbeeld omdat er minder van dat middel in de melk terechtkomt of omdat er meer onderzoek naar is gedaan.
    • - adenosine
    • - lidocaine
  • Mogelijk risico tooltip icon Dit geneesmiddel kan via de melk mogelijk nadelige effecten geven bij de zuigeling. Overweeg of een veiliger middel gebruikt kan worden. Als dat niet kan, weeg dan de mogelijke nadelige effecten af tegen het belang van borstvoeding voor het kind. Voer extra controles uit bij het kind of ga over op flesvoeding.
    • - sotalol
  • Risico tooltip icon Het is niet veilig om dit geneesmiddel te gebruiken in de borstvoedingsperiode. Kies zo mogelijk voor een veiliger middel. Als dat niet mogelijk is, ga dan over op flesvoeding
    • - amiodaron
  • Risico onbekend tooltip icon Over gebruik van dit geneesmiddel tijdens de borstvoedingsperiode is nauwelijks of geen informatie. Het is niet mogelijk om een uitspraak te doen over de veiligheid. Kies bij voorkeur voor een middel waarvan meer bekend is over de veiligheid.
    • - disopyramide
    • - flecainide
    • - ibutilide
    • - kinidine
    • - procainamide
    • - propafenon
    • - vernakalant

Achtergrondinformatie

Klasse-I-antiaritmica

Lidocaïne
Lidocaïne gaat weinig over in de moedermelk.  De hoeveelheid lidocaine die via de borstvoeding bij de zuigeling komt, wordt beperkt (35%) opgenomen vanuit het maag-darmkanaal. Gebruik geen lidocaïnezalf op de tepels.

Fenytoïne
Fenytoïne gaat in kleine hoeveelheden over in de moedermelk.

Kinidine
Over het gebruik van kinidine tijdens de borstvoeding zijn onvoldoende gegevens bekend. Eén case report beschrijft dat kinidine weinig overgaat in de borstvoeding.

Disopyramide
Disopyramide komt in de moedermelk terecht. De actieve metaboliet komt in grotere hoeveelheden in de borstvoeding. Daardoor kunnen mogelijk anticholi­nerge bijwerkingen bij de zuigeling optreden, zoals tachycardie, obstipatie en urineretentie. Tot nu toe zijn deze effecten niet beschreven bij gebruik tijdens de borstvoeding.

Flecaïnide
Flecaïnide gaat over in de moedermelk en kan daar stapelen vanwege de lange halfwaardetijd. Nadelige effecten zijn niet gemeld. De hoeveelheid onderzoek is beperkt.

Procaïnamide
Ook bij procaïnamide is de hoe­veelheid die overgaat in de moedermelk niet groot. De eliminatie van procaïnamide verloopt bij de zuigeling echter traag, waardoor stapeling kan optreden. Nade­lige effecten op de zuigeling zijn nooit gemeld.

Propafenon
Over het gebruik van propafenon tijdens de borstvoeding zijn onvoldoende gegevens bekend. Eén case-report  beschrijft een zeer lage relatieve kind dosis.

Klasse-III-antiaritmica

Amiodaron
Amiodaron komt in grote hoeveelheden in de moedermelk terecht. Daardoor kan de rela­tieve kind dosis oplopen tot 50%. Als de moeder amiodaron gebruikt, moet zij stoppen met het geven van  borstvoeding. Daarnaast bevat amiodaron veel jodium. Jodium in de moedermelk kan de schildklierfunctie van de zuigeling nadelig beïnvloeden. Het kan bij het kind hypothyreoïdie en struma veroorzaken. Jodium gaat makkelijk vanuit het bloed over in de moedermelk en kan in de borstvoeding stapelen.

Sotalol
Beperkt onderzoek naar gebruik van sotalol beschrijft een hoge overgang in de moedermelk. De relatieve kinddosis bedraagt ongeveer 25%.

Ibutilide
Over het gebruik van ibutilide tijdens de borstvoeding zijn geen gegevens bekend.

Adenosine
Naar het gebruik van adenosine tijdens de borstvoeding is geen onderzoek gedaan. Omdat de half­waardetijd slechts 10 seconden is, is overgang in de moedermelk onwaar­schijnlijk.

Vernakalant
Over het gebruik van vernakalant tijdens de borstvoeding zijn onvoldoende gegevens bekend.

Meer informatie over fenytoïne is te vinden op de pagina over diverse anti-epileptica.
Meer informatie over bèta-blokkers is te vinden op de pagina over bèta-blokkers.
Informatie over diltiazem en verapamil is te vinden op de pagina over calciumantagonisten.

Laatst bijgewerkt op 19-03-2019


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.