Jodiumhoudende contrastmiddelen
Vóór de twaalfde zwangerschapsweek is de foetale schildklier nog niet actief en neemt deze geen jodium op. Het gebruik van jodium in het tweede of derde trimester kan de werking van de schildklier van de foetus negatief beïnvloeden. Dit is ook beschreven na het gebruik van jodiumhoudende contrastmiddelen tijdens de zwangerschap. Het risico lijkt echter beperkt: in de literatuur zijn ruim 500 prenataal blootgestelde neonaten gedocumenteerd, bij 1% hiervan werd een afwijkende TSH gemeten. Waarschijnlijk treedt het effect met name op bij de ionogene contrastmiddelen. De voorkeur gaat daarom uit naar de niet-ionogene contrastmiddelen (jobitridol, jodixanol, johexol, jomeprol, jopromide en joversol).
Na de geboorte wordt bij ieder kind de werking van de schildklier gecontroleerd via de hielprik. Hierdoor kan er zo nodig snel worden ingegrepen bij afwijkende bevindingen.
Gadoliniumhoudende contrastmiddelen
Er zijn rond de 600 zwangerschappen gedocumenteerd in de literatuur waarbij het ongeboren kind is blootgesteld aan gadoliniumhoudende contrastmiddelen. Er zijn tot nu toe geen aanwijzingen voor een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen. Het is nog onbekend of er langetermijneffecten kunnen optreden.
Laatst bijgewerkt op 05-03-2019