Middelen bij glaucoom tijdens de borstvoedingsperiode

In het kort

Middelen bij glaucoom  kunnen tijdens de borstvoeding waarschijnlijk veilig worden gebruikt. De middelen bij glaucoom worden als oogdruppels of -gel toegediend. Alleen acetazolamide wordt als tablet of drank ingenomen. Oogdruppels bevatten maar een kleine hoeveelheid geneesmiddel. De hoeveelheid die in het lichaam komt, is laag. Hierdoor is ook de overgang naar de moedermelk laag en komt weinig tot niets van het geneesmiddel bij het kind.

Let op

  • De opname van het geneesmiddel in het lichaam wordt verder verminderd door na het druppelen van het oog de traanbuis één tot drie minuten dicht te drukken.

  • Na gebruik van timolol ooggel of van timolol oogdruppels die na toediening een gel vormen komt er minder timolol in het bloed dan bij gebruik van de gewone oogdruppels.

Risico indeling

  • Waarschijnlijk veilig tooltip icon Dit geneesmiddel kan gebruikt worden tijdens de borstvoedingsperiode. Maar indien mogelijk heeft een geneesmiddel uit de categorie ‘Meest veilig’ de voorkeur. Bijvoorbeeld omdat er minder van dat middel in de melk terechtkomt of omdat er meer onderzoek naar is gedaan.
    • - acetazolamide (systemisch)
    • - apraclonidine
    • - betaxolol
    • - bimatoprost
    • - brinzolamide
    • - carteolol
    • - dorzolamide
    • - latanoprost
    • - levobunolol
    • - pilocarpine
    • - tafluprost
    • - timolol
    • - travoprost
  • Risico onbekend tooltip icon Over gebruik van dit geneesmiddel tijdens de borstvoedingsperiode is nauwelijks of geen informatie. Het is niet mogelijk om een uitspraak te doen over de veiligheid. Kies bij voorkeur voor een middel waarvan meer bekend is over de veiligheid.
    • - brimonidine

Achtergrondinformatie

Oogdruppels tijdens de borstvoeding
Over het gebruik van de meeste middelen bij glaucoom tijdens de borstvoeding zijn weinig tot geen gegevens bekend. De meeste oogdruppels kunnen tijdens het geven van borstvoeding worden gebruikt, ook al is meestal niet bekend hoeveel van het geneesmiddel precies in de moedermelk terecht komt. In het algemeen gaat de voorkeur gaat uit naar de oudere of de veel voorgeschreven middelen. Raadpleeg bij twijfel de informatie bij de systemische toepassing.

Bètablokkers timolol, betaxolol, carteolol en levobunolol
Bètablokkers gaan in wisselende, maar meestal kleine hoeveelheden over in de moedermelk. In de praktijk zijn betaxolol en timolol het meest gebruikt. Er is alleen beschreven ervaring met timolol. Een case-report meldt dat een zeer kleine hoeveelheid timolol in de moedermelk terecht komt. De relatieve kind dosis is 0,024%. Een klinisch effect hiervan is niet waarschijnlijk.
Er is geen beschreven ervaring over betaxolol, carteolol en levobunolol.

De koolzuuranhydrase(II)-remmers acetazolamide, brinzolamide en dorzolamide
Over het gebruik van acetazolamide tijdens de borstvoeding zijn beperkte gegevens beschikbaar. Hieruit blijkt dat slechts kleine hoeveelheden in de moedermelk terechtkomen. De relatieve kind dosis na orale toediening is rond de 2%.

De prostaglandines bimatoprost, latanoprost, tafluprost en travoprost
Over het gebruik van de prostaglandines bimatoprost, latanoprost, tafluprost en travoprost tijdens de borstvoeding ontbreken gegevens. Het is onwaar­schijnlijk dat bij gebruik van deze oogdruppels een klinisch relevante hoeveelheid bij de zuigeling terecht komt.

De sympathicomimetica apraclonidine en brimonidine
Er zijn zeer beperkte gegevens over het gebruik van brimonidine tijdens de borstvoeding bekend, Het werden geen nadelige gevolgen voor de zuigeling gezien. Toepassing van brimonidine oogdruppels aan neonaten zelf kan leiden tot bradycardie, hypotensie, hypothermie en apneu. Blijkbaar zijn sommige neonaten gevoelig voor lage doseringen brimonidine. Daarom worden brimonidine oogdruppels liever niet gebruikt tijdens de borstvoeding.
Er zijn geen gegevens bekend over het gebruik van apraclonidine tijdens de borstvoeding.

Het parasympathicomimeticum pilocarpine
Er zijn zeer beperkte gegevens over het gebruik van pilocarpine tijdens de borstvoeding bekend, Het zijn geen nadelige gevolgen voor de zuigeling gemeld. Let op cholinerge verschijnselen zoals diarree.

Laatst bijgewerkt op 26-07-2019


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.