Hormonen van de hypofysevoorkwab tijdens de borstvoedingsperiode

In het kort

Over het gebruik van deze hormonen tijdens de borstvoe­dingsperiode zijn geen gegevens beschikbaar. Het is niet waarschijnlijk dat deze middelen bij de zuigeling terecht komen.

Het is niet bekend of pegvisomant kan worden gebruikt tijdens de borstvoeding.

Risico indeling

  • Waarschijnlijk veilig tooltip icon Dit geneesmiddel kan gebruikt worden tijdens de borstvoedingsperiode. Maar indien mogelijk heeft een geneesmiddel uit de categorie ‘Meest veilig’ de voorkeur. Bijvoorbeeld omdat er minder van dat middel in de melk terechtkomt of omdat er meer onderzoek naar is gedaan.
    • - mecasermine
    • - somatropine
    • - tetracosactide
  • Risico onbekend tooltip icon Over gebruik van dit geneesmiddel tijdens de borstvoedingsperiode is nauwelijks of geen informatie. Het is niet mogelijk om een uitspraak te doen over de veiligheid. Kies bij voorkeur voor een middel waarvan meer bekend is over de veiligheid.
    • - pegvisomant

Achtergrondinformatie

Somatropine-agonisten
Een onderzoek naar het gebruik van somatropine tijdens de borstvoeding laat zien dat bij een klein deel van de vrouwen de melkproductie stijgt. Uit het onderzoek komen geen nadelige effecten naar voren. Het is niet bekend of somatropine en mecasermine overgaan in de moedermelk. Gezien de grootte van het molecuul lijkt dit niet waarschijnlijk. Somatropine wordt niet opgeno­men uit het maagdarmkanaal van de zuigeling.

Corticotrope hormonen
Met het gebruik van tetracosactide tijdens de borstvoeding is geen ervaring opgedaan. Ook dit is een groot molecuul dat slecht wordt opgenomen uit het maagdarmkanaal.

Pegvisomant
Met het gebruik van pegvisomant tijdens de borstvoeding is geen ervaring opgedaan.

Laatst bijgewerkt op 16-10-2018


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.