Prolactineremmers tijdens de borstvoedingsperiode

In het kort

Het gebruik van bromocriptine, cabergoline en quinagolide tijdens de borstvoedingsperiode leidt meestal tot het stoppen van de melkproductie.

Risico indeling

  • Mogelijk risico tooltip icon Dit geneesmiddel kan via de melk mogelijk nadelige effecten geven bij de zuigeling. Overweeg of een veiliger middel gebruikt kan worden. Als dat niet kan, weeg dan de mogelijke nadelige effecten af tegen het belang van borstvoeding voor het kind. Voer extra controles uit bij het kind of ga over op flesvoeding.
    • - bromocriptine
    • - cabergoline
    • - quinagolide

Achtergrondinformatie

Bromocriptine, cabergoline en quinagolide remmen de melkproductie door verlaging van de prolactinespiegel. Bromocriptine en cabergoline worden daarom ook als lacta­tieremmer gebruikt. Het gebruik van bromocriptine als lactatieremmer wordt afgeraden, omdat er een kleine kans is op ernstige cardiovasculaire bijwerkingen bij de moeder (waaronder hypertensie, myocard infarct, CVA, shock en convulsies). 

Als een vrouw met hyperprolactinemie graag borstvoeding wil geven, kan overwogen worden tijdelijk met de medicatie te stoppen. Het geven van borstvoeding en het tijdelijk stoppen van de medicatie heeft weinig effect heeft op de groei van een prolactinoom.

Er zijn ook enkele gevallen beschreven van succesvolle borstvoeding tijdens gebruik van bromocrip­tine voor de behandeling van een prolactinoom. Bromocriptine werd goed verdragen door de zuigeling. Echter het gebruik van bromocriptine tijdens de borstvoeding geeft een groot risico op het stoppen van de melkproductie.

Laatst bijgewerkt op 16-10-2018


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.