Schildklierremmers tijdens de borstvoedingsperiode

In het kort

Carbimazol, propylthiouracil en thiamazol kunnen waarschijnlijk veilig gebruikt worden tijdens de borstvoeding. Het gebruik van kaliumjodide tijdens de borstvoedingsperiode wordt afgeraden.

Let op
Overweeg de schildklierfunctie van de zuigeling te controleren, vooral bij hogere doseringen.

Risico indeling

  • Waarschijnlijk veilig tooltip icon Dit geneesmiddel kan gebruikt worden tijdens de borstvoedingsperiode. Maar indien mogelijk heeft een geneesmiddel uit de categorie ‘Meest veilig’ de voorkeur. Bijvoorbeeld omdat er minder van dat middel in de melk terechtkomt of omdat er meer onderzoek naar is gedaan.
    • - carbimazol
    • - propylthiouracil
    • - thiamazol
  • Risico tooltip icon Het is niet veilig om dit geneesmiddel te gebruiken in de borstvoedingsperiode. Kies zo mogelijk voor een veiliger middel. Als dat niet mogelijk is, ga dan over op flesvoeding
    • - kaliumjodide

Achtergrondinformatie

PTU, cabimazol en thiamazol
Propylthiouracil (PTU) komt in kleine hoeveelheden in de moedermelk terecht. Carbimazol en thiamazol gaan in grotere hoeveelheden over in de moedermelk. Nadelige effecten op de schildklierfunctie van de zuigeling zijn niet gemeld.

Er zijn geen aanwijzingen dat gebruik van lage doseringen thyreostatica (PTU < 300 mg/dag en thiamazol < 20 mg/dag) tijdens de borstvoeding schadelijk is voor de zuigeling.

Kaliumjodide
Jodium in de moedermelk kan de schildklierfunctie van de zuigeling nadelig beïnvloeden. Het kan bij het kind hypothyreoïdie en struma veroorzaken. Kaliumjodide gaat makkelijk vanuit het bloed over in de moedermelk en kan in de borstvoeding stapelen. De melkplasma-ratio’s variëren tussen 15 en 23.

Laatst bijgewerkt op 21-02-2019


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.