Vitamines tijdens de borstvoedingsperiode

In het kort

In Nederland bevat gezonde en gevarieerde voeding voldoende vitamines voor vrouwen die borstvoeding geven. Alleen vrouwen die een getinte huid hebben of weinig zonlicht krijgen, hebben tijdens de borstvoedingsperiode extra vitamine D nodig.

Vrouwen die borstvoeding geven kunnen vitamines gebruiken naast de voeding en bij een tekort. Neem bij een gevarieerd voedingspatroon niet meer dan de aanbevolen dagdosering (zie de Tabel).

Op een aparte pagina is informatie te vinden over mineralen tijdens de borstvoedingsperiode.

De aanbevolen dagelijkse hoeveelheden vitamines voor vrouwen die borstvoeding geven zijn:

 vitamine  aanbevolen hoeveelheid per dag  
 retinol (vitamine A)  1250 RE (= 4165 IE = 1250 microgram) 
 thiamine (vitamine B1)  1,7 mg
 riboflavine (vitamine B2)  1,7 mg
 nicotinamide (vitamine B3)  20 mg
 pantotheenzuur (vitamine B5)              7 mg
 pyridoxine (vitamine B6)  1,9 mg
 biotine (vitamine B8)  45 microgram
 foliumzuur (vitamine B11)  0,4 mg als aanvulling
 cyanocobalamine (vit B12)  3,8 microgram
 ascorbinezuur (vitamine C)  110 mg
 ergocalciferol (vitamine D2)  geen aanbeveling
 colecalciferol (vitamine D3)  10 microgram als aanvulling
 tocoferol (vitamine E)  11 alfa-tocoferolequivalenten=16,4 IE=14,8 mg 

Bekijkt u deze tabel op uw mobiele telefoon? Draai dan uw telefoon een kwartslag om de tabel volledig te kunnen lezen. 

Achtergrondinformatie

Vitamine A
Het gebruik van hoge doses vitamine A (retinol), zoals bij sommige huidziekten, wordt tijdens de borstvoeding afgeraden. De maximale hoeveelheid vitamine A is 3000 RE (retinol equivalenten) per dag. Dit komt overeen met 3 mg of 10.000 IE retinol.

Vitamine B
Vitamine B6 gaat gemakkelijk in de borstvoeding over. Hoge doseringen van meer dan 25 mg worden daarom afgeraden. Nadelige effecten op de zuigeling zijn niet gemeld.

Vitamine D
Vitamine D gaat slechts in kleine hoeveelheden over in de moedermelk. Suppletie van de moeder leidt nauwelijks tot een toename van de concentratie vitamine D in de moedermelk. De concentratie stijgt pas substantieel bij inname van meer dan 4000 IE per dag. De toediening van vitamine D aan het kind kan dus niet gestopt worden als de moeder zelf extra vitamine D inneemt. De Gezondheidsraad adviseert sinds 2012  aan vrouwen die weinig zonlicht krijgen of een (licht)getinte huid hebben  om tijdens de borstvoedingsperiode dagelijks 10 microgram (400 IE) vitamine D3 (colecalciferol) te gebruiken.
Bij een tekort aan vitamine D3 gaat de voorkeur uit naar een dagelijkse toedieningsvorm met een maximale dosering van 100 microgram (= 4000 IE) per dag. De ervaring met zeer hoge wekelijkse of maandelijkse doseringen is te beperkt om een risico-inschatting te kunnen maken. Mogelijk leiden deze hoge doseringen tot  hypercalciëmie bij de zuigeling.

Voor informatie over vitamine K (fytomenadion), zie de pagina Haemostatica tijdens de borstvoedingsperiode.

Laatst bijgewerkt op 09-09-2021


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.