Antidota (tegengif) tijdens de borstvoedingsperiode

In het kort

Geactiveerde kool en folinezuur, een metaboliet van foliumzuur, kunnen tijdens de borstvoeding worden gebruikt. Acetylcysteïne kan waarschijnlijk ook worden gebruikt.

Atropine kan mogelijk nadelige effecten hebben op de zuigeling.

Over het gebruik van de andere antidota (tegengiften) tijdens de borstvoeding zijn geen gegevens bekend.

Let op

  • Tijdens een intoxicatie wordt het geven van borstvoeding in het algemeen afgeraden.
  • De indeling van onderstaande tabel heeft uitsluitend betrekking op het gebruik van het betreffende antidotum, niet op het risico van de intoxicatie zelf.

Risico indeling

  • Meest veilig tooltip icon Dit geneesmiddel is -binnen deze groep- de veiligste keuze voor gebruik tijdens de borstvoedingsperiode. Er is, in onderzoek of in de praktijk, geen verhoogd risico gevonden op nadelige effecten voor de zuigeling of op de melkproductie.
    • - folinezuur
    • - geactiveerde kool
  • Waarschijnlijk veilig tooltip icon Dit geneesmiddel kan gebruikt worden tijdens de borstvoedingsperiode. Maar indien mogelijk heeft een geneesmiddel uit de categorie ‘Meest veilig’ de voorkeur. Bijvoorbeeld omdat er minder van dat middel in de melk terechtkomt of omdat er meer onderzoek naar is gedaan.
    • - acetylcysteïne (hoge dosering)
  • Mogelijk risico tooltip icon Dit geneesmiddel kan via de melk mogelijk nadelige effecten geven bij de zuigeling. Overweeg of een veiliger middel gebruikt kan worden. Als dat niet kan, weeg dan de mogelijke nadelige effecten af tegen het belang van borstvoeding voor het kind. Voer extra controles uit bij het kind of ga over op flesvoeding.
    • - atropine
  • Risico onbekend tooltip icon Over gebruik van dit geneesmiddel tijdens de borstvoedingsperiode is nauwelijks of geen informatie. Het is niet mogelijk om een uitspraak te doen over de veiligheid. Kies bij voorkeur voor een middel waarvan meer bekend is over de veiligheid.
    • - flumazenil
    • - fomepizol
    • - hydroxocobalamine (hoge dosering)
    • - idarucizumab
    • - methylthionine
    • - naloxon
    • - obidoxim
    • - protamine

Achtergrondinformatie

Acetylcysteïne
Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik van acetylcysteïne tijdens de borstvoeding. Het is onbekend of acetylcysteïne over gaat naar de moedermelk. De opname uit het maagdarmkanaal van de zuigeling zal laag zijn door de lage biologische beschikbaarheid (4-10%).  Bovendien heeft acetylcysteïne een hoog verdelingsvolume, waardoor de plasmaspiegels bij moeder relatief laag zijn.
In cases waarbij acetylcysteïne direct aan neonaten werd gegeven, werd geen toxiciteit gezien. Deze doseringen zijn waarschijnlijk hoger dan de hoeveelheid die de zuigeling via de borstvoeding binnen krijgt.

Atropine
Naar het gebruik van atropine tijdens de borstvoeding is geen onderzoek gedaan. Kinderen zijn zeer gevoelig voor de bijwerkingen van parasympathicolytica als atropine. Verder kan atropine de productie van prolactine remmen. Hierdoor kan de aanmaak van borstvoeding mogelijk verminderen. Het is onwaarschijnlijk dat dit effect al na een eenmalige systemische dosis optreedt.

Laatst bijgewerkt op 26-08-2019


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.