Sulfonamiden en trimethoprim bij infecties tijdens de zwangerschap

In het kort

Trimethoprim en sulfonamiden zijn geen antibiotica van eerste keuze tijdens de zwangerschap. Ze kunnen gebruikt worden als andere antibiotica niet effectief of niet beschikbaar zijn.

Let op

  • Gebruik van sulfonamiden in de laatste weken van de zwangerschap kan hyperbilirubinemie (een te hoog gehalte bilirubine) bij het kind veroorzaken.
  • Geef bij gebruik van trimethoprim of cotrimoxazol (combinatie van trimethoprim en sulfamethoxazol) in het eerste trimester 0.4-0.5 mg/dag foliumzuur.

Risico indeling

  • Waarschijnlijk veilig tooltip icon Dit geneesmiddel kan gebruikt worden tijdens de zwangerschap. Maar indien mogelijk heeft een geneesmiddel uit de categorie ‘Meest veilig’ de voorkeur. Bijvoorbeeld omdat er meer onderzoek is gedaan naar dat middel of studies minder discrepanties tonen. Het belang van behandeling kan na afweging groter zijn dan het risico.
    • - cotrimoxazol (trimethoprim / sulfamethoxazol) (1e en 2e trimester)
    • - sulfadiazine (1e en 2e trimester)
    • - sulfamethoxazol (1e en 2e trimester)
    • - sulfametrol (1e en 2e trimester)
    • - trimethoprim
  • Mogelijk risico tooltip icon Dit geneesmiddel kan mogelijk nadelige effecten hebben op zwangerschap of –ongeboren- kind. Weeg de mogelijke nadelige effecten af tegen het belang van behandeling van de moeder. Overweeg of een veiliger middel gebruikt kan worden of voer extra controles uit.
    • - cotrimoxazol (3e trimester)
    • - sulfadiazine (3e trimester)
    • - sulfamethoxazol (3e trimester)
    • - sulfametrol (3e trimester)

Achtergrondinformatie

Trimethoprim
Trimethoprim is een foliumzuurantagonist. Het gebruik van foliumzuurantagonisten geeft mogelijk een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen zoals neuraalbuisdefecten. Onderzoek naar gebruik van trimethoprim in de zwangerschap geeft geen eenduidigheid. In de meeste onderzoeken wordt geen verhoogd risico gezien op aangeboren afwijkingen. Enkele studies zien wel meer afwijkingen, waaronder hartafwijkingen, schisis, neuraalbuisdefecten en urinewegafwijkingen. Gelijktijdig gebruik van foliumzuur verlaagt het risico of laat het verdwijnen. Als het risico op aangeboren afwij­kingen door trimethoprim gebruik al is verhoogd, dan is het absolute risico klein. Het is onduidelijk of trimethoprim een verhoogd risico op miskramen geeft. Q-koorts kan tijdens de zwangerschap worden behan­deld met cotrimoxazol.  

Sulfonamiden
De ruime ervaring in de praktijk met het gebruik van sulfonamiden tijdens de zwangerschap wijst niet op een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen. Systematische studies naar het risico van sulfonamiden zijn beperkt. De meeste studies zijn gedaan naar sulfamethoxazol, meestal in combinatie met trimethoprim.
Bij gebruik vlak voor de partus kunnen deze antibiotica in theorie het risico op hyperbilirubinemie in de neonatale periode verhogen. Dit risico is vooral verhoogd bij prematuren en een neonaat met een G6PD-deficiëntie. Sulfonamiden kunnen bij een patiënt met G6PD-deficiëntie een hemolytische anemie veroorzaken. G6PD-deficiëntie is een erfelijke aandoening en komt met name voor bij mensen die afkomstig zijn uit het Middellandse Zeegebied, Suriname, de Antillen, Azië en Afrika. In de oorspronkelijke Noord-Europese bevolking is de incidentie laag (0,1%).
Sulfonamiden gaan met bilirubine (het afvalproduct van de rode bloedcellen) een competitie aan voor binding aan albumine. Hierdoor kunnen de spiegels van bilirubine stijgen in het bloed. Ongebonden en ongeconjugeerd bilirubine kan de bloedhersenbarrière van de pasgeborene passeren. Dit is gezien bij de behandeling van neonaten zelf met sulfonamiden, echter niet via blootstelling tijdens de zwangerschap. Het risico hierop lijkt dan ook klein.

Laatst bijgewerkt op 22-06-2020


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.