Cholinesteraseremmers bij myasthenia gravis tijdens de borstvoedingsperiode

In het kort

Over het gebruik van deze middelen tijdens de borstvoeding is weinig informatie bekend. Een moeder met Myasthenia gravis (MG) kan tijdens de borstvoeding pyridostigmine of eventueel neostigmine gebruiken.

Risico indeling

  • Meest veilig tooltip icon Dit geneesmiddel is -binnen deze groep- de veiligste keuze voor gebruik tijdens de borstvoedingsperiode. Er is, in onderzoek of in de praktijk, geen verhoogd risico gevonden op nadelige effecten voor de zuigeling of op de melkproductie.
    • - pyridostigmine
  • Waarschijnlijk veilig tooltip icon Dit geneesmiddel kan gebruikt worden tijdens de borstvoedingsperiode. Maar indien mogelijk heeft een geneesmiddel uit de categorie ‘Meest veilig’ de voorkeur. Bijvoorbeeld omdat er minder van dat middel in de melk terechtkomt of omdat er meer onderzoek naar is gedaan.
    • - neostigmine
  • Risico onbekend tooltip icon Over gebruik van dit geneesmiddel tijdens de borstvoedingsperiode is nauwelijks of geen informatie. Het is niet mogelijk om een uitspraak te doen over de veiligheid. Kies bij voorkeur voor een middel waarvan meer bekend is over de veiligheid.
    • - distigmine

Achtergrondinformatie

Pyridostigmine
Pyridostigmine komt in zeer kleine hoeveelheden in de moedermelk terecht. Ook de opname vanuit het maagdarmkanaal van de zuigeling is laag. Bij twee moeder-kind paren werd een relatieve kinddosis van minder dan 0.1% gemeten.

Neostigmine
Er is weinig informatie over gebruik van neostigmine tijdens de borstvoeding. Het gaat waarschijnlijk in zeer kleine hoeveelheden over naar de moedermelk en heeft een korte halfwaardetijd. Het is onwaarschijnlijk dat er nadelige effecten bij de zuigeling optreden.

Distigmine
Er is geen informatie over gebruik van distigmine tijdens de borstvoeding. Een uitspraak over de veiligheid van gebruik tijdens de borstvoeding is niet mogelijk.

arrow icon
  • Hardell LI, Lindstrom B, Lonnerholm G. Pyridostigmine in human breast milk British journal of clinical pharmacology. 1982-10-01;14(4):565-7

Laatst bijgewerkt op 04-01-2022


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.