Middelen bij de ziekte van Parkinson tijdens de borstvoedingsperiode

In het kort

Veel van de geneesmiddelen tegen de ziekte van Parkinson kunnen de melkproductie remmen. Daarom staan die middelen in de categorie mogelijk risico. Gebruik ervan komt weinig voor bij vrouwen die borstvoeding geven. Er is dan ook weinig of geen informatie over de veiligheid.

Risico indeling

  • Mogelijk risico tooltip icon Dit geneesmiddel kan via de melk mogelijk nadelige effecten geven bij de zuigeling. Overweeg of een veiliger middel gebruikt kan worden. Als dat niet kan, weeg dan de mogelijke nadelige effecten af tegen het belang van borstvoeding voor het kind. Voer extra controles uit bij het kind of ga over op flesvoeding.
    • - amantadine
    • - apomorfine
    • - biperideen
    • - bromocriptine
    • - levodopa/benserazide
    • - levodopa/carbidopa
    • - pergolide
    • - pramipexol
    • - rasagiline
    • - ropinirol
    • - rotigotine
    • - selegiline
    • - trihexyfenidyl
  • Risico onbekend tooltip icon Over gebruik van dit geneesmiddel tijdens de borstvoedingsperiode is nauwelijks of geen informatie. Het is niet mogelijk om een uitspraak te doen over de veiligheid. Kies bij voorkeur voor een middel waarvan meer bekend is over de veiligheid.
    • - entacapon
    • - safinamide
    • - tolcapon

Achtergrondinformatie

Amantadine, apomorfine
Amantadine en apomorfine kunnen de melkproductie remmen. Er zijn geen gegevens over gebruik tijdens de borstvoeding.

Biperideen
Biperideen kan de melkproductie remmen. Er zijn geen gegevens over gebruik tijdens de borstvoeding. Volgens de productinformatie komt biperideen in de moedermelk terecht, en kunnen concentraties ontstaan die vergelijkbaar zijn met die in het plasma van de moeder.

Bromocriptine
Bromocriptine remt de melkproductie. Gebruik na de bevalling leidt mogelijk tot een verhoogd risico op ernstige cardiovasculaire bijwerkingen bij de moeder. Bij zuigelingen zijn geen nadelige effecten gezien.

Levodopa + benserazide (combinatie)
Levodopa kan de melkproductie remmen. Het gaat in kleine hoeveelheden over in de melk. Van benserazide is niet bekend of het in de melk terecht komt.

Levodopa + carbidopa (combinatie)
Levodopa kan de melkproductie remmen. Het gaat in kleine hoeveelheden over in de melk. Van carbidopa is niet bekend of het in de melk terecht komt. Er zijn case reports van moeders die bij een lage dosering levodopa en carbidopa borstvoeding konden blijven geven, zonder nadelige effecten op de zuigeling.

Pergolide, rasagiline
Pergolide en rasagiline kunnen de melkproductie remmen. Er zijn geen gegevens over gebruik tijdens de borstvoeding.

Pramipexol
Pramipexol kan de melkproductie remmen. Er zijn geen gegevens over gebruik tijdens de borstvoeding. In dierstudies ging pramipexol in grote hoeveelheden over naar de moedermelk.

Ropinirol, rotigotine
Ropinirol en rotigotine kunnen de melkproductie remmen. Er zijn geen gegevens over gebruik tijdens de borstvoeding. In dierstudies gingen ropinirol en rotigotine over naar de moedermelk.

Selegeline
Het is niet bekend of selegeline in de melk terecht komt. Er zijn enkele case reports van moeders die selegeline gebruikten zonder nadelige effecten voor de zuigeling. Selegeline kan interacties geven met andere geneesmiddelen en de melkproductie remmen.

Trihexyfenidyl
Het is niet bekend of trihexyfenidyl in de melk terecht komt. Er is 1 case report over een moeder die tijdens de borstvoeding van haar kinderen steeds trihexyfenidyl gebruikte zonder nadelige effecten voor de zuigeling. Trihexyfenidyl kan mogelijk de melkproductie remmen bij langdurig gebruik.

Entacapon, safinamide, tolcapon
Er zijn geen gegevens over gebruik van entacapon, safinamide en tolcapon tijdens de borstvoeding. In dierstudies gingen deze geneesmiddelen over naar de moedermelk.

Laatst bijgewerkt op 21-11-2019


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.