Diverse maagdarmmiddelen tijdens de zwangerschap

In het kort

Dimeticon en pancreatine kunnen gebruikt worden in de hele zwangerschap.

Ursodeoxycholzuur kan in het tweede en derde trimester van de zwangerschap gebruikt worden. Het is niet bekend of dit middel in het eerste trimester effect kan hebben op het ongeboren kind.

Risico indeling

  • Waarschijnlijk veilig tooltip icon Dit geneesmiddel kan gebruikt worden tijdens de zwangerschap. Maar indien mogelijk heeft een geneesmiddel uit de categorie ‘Meest veilig’ de voorkeur. Bijvoorbeeld omdat er meer onderzoek is gedaan naar dat middel of studies minder discrepanties tonen. Het belang van behandeling kan na afweging groter zijn dan het risico.
    • - dimeticon
    • - pancreatine (pancreasenzymen: amylase/lipase/protease)
    • - ursodeoxycholzuur (2e en 3e trimester)
  • Risico onbekend tooltip icon Over gebruik van dit geneesmiddel tijdens de zwangerschap is geen of onvoldoende informatie beschikbaar. Het is niet mogelijk om een uitspraak te doen over de veiligheid. Kies bij voorkeur voor een middel waarvan meer bekend is over de veiligheid.
    • - ursodeoxycholzuur (1e trimester)

Achtergrondinformatie

Dimeticon

Bij gasophoping of een opgeblazen gevoel kan dimeticon toegepast worden. Dimeticon wordt na orale toediening niet opgenomen uit het maagdarmkanaal.

Ursodeoxycholzuur

Het gebruik van ursodeoxycholzuur in het eerste trimester van de zwangerschap is vrijwel niet onderzocht. In case reports en kleine case series worden rond de 40 zwangerschappen beschreven. [1, 2] Hierdoor is het niet mogelijk het risico voor de foetus en de zwangerschap in te schatten.

In de tweede helft van de zwangerschap kan ursodeoxycholzuur gebruikt worden voor de behandeling van intrahepatische cholestase. Het gebruik is redelijk goed bestudeerd. De onderzoeken laten geen nadelige effecten voor de foetus of pasgeborene zien. De effectiviteit van ursodeoxycholzuur bij de behandeling van intrahepatische cholestase is nog onduidelijk. [3-8]

arrow icon

1.            de Vries, E., Beuers, U. 2019. Ursodeoxycholic acid in pregnancy? J Hepatol  71(6):1237-1245. PMID:31479696.

2.            Lykavieris, P., Bernard, O., Jacquemin, E. 2020. Ursodeoxycholic acid therapy throughout pregnancy in women affected with chronic cholestasis of childhood: No evidence for teratogenicity. Clinics and research in hepatology and gastroenterology  45(3):101472. PMID:32565202.

3.            Walker, K.F., Chappell, L.C., Hague, W.M., Middleton, P., Thornton, J.G. 2020. Pharmacological interventions for treating intrahepatic cholestasis of pregnancy. Cochrane Database Syst Rev  7(7):Cd000493. PMID:32716060.

4.            Ovadia, C., Sajous, J., Seed, P.T. et al. 2021. Ursodeoxycholic acid in intrahepatic cholestasis of pregnancy: A systematic review and individual participant data meta-analysis. Lancet Gastroenterol Hepatol  6(7):547-558. PMID:33915090.

5.            Fleminger, J., Seed, P.T., Smith, A. et al. 2021. Ursodeoxycholic acid in intrahepatic cholestasis of pregnancy: A secondary analysis of the pitches trial. BJOG : an international journal of obstetrics and gynaecology  128(6):1066-1075. PMID:33063439.

6.            Kong, X., Kong, Y., Zhang, F., Wang, T., Yan, J. 2016. Evaluating the effectiveness and safety of ursodeoxycholic acid in treatment of intrahepatic cholestasis of pregnancy: A meta-analysis (a prisma-compliant study). Medicine (Baltimore)  95(40):e4949.

7.            Chappell, L.C., Chambers, J., Thornton, J.G., Williamson, C. 2018. Does ursodeoxycholic acid improve perinatal outcomes in women with intrahepatic cholestasis of pregnancy? Bmj  360:k104. PMID:29419378.

8.            Shen, Y., Zhou, J., Zhang, S. et al. 2019. Is it necessary to perform the pharmacological interventions for intrahepatic cholestasis of pregnancy? A bayesian network meta-analysis. ClinDrug Investig  39(1):15-26.

Laatst bijgewerkt op 08-12-2022


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.