Lokale middelen bij allergische conjunctivitis tijdens de borstvoedingsperiode

In het kort

Antihistaminica in oogdruppels bij allergische conjunctivitis (ontstoken slijmvlies van het oog) kunnen tijdens de borstvoeding waarschijnlijk veilig gebruikt worden. Oogdruppels bevatten slechts een kleine hoeveelheid werkzame stof. Nadelige effecten bij de zuigeling zijn daardoor niet waarschijnlijk.

Let op
Door na het druppelen van het oog de traanbuis één tot drie minuten dicht te drukken, wordt de opname van het geneesmiddel in het lichaam verminderd.

Risico indeling

  • Waarschijnlijk veilig tooltip icon Dit geneesmiddel kan gebruikt worden tijdens de borstvoedingsperiode. Maar indien mogelijk heeft een geneesmiddel uit de categorie ‘Meest veilig’ de voorkeur. Bijvoorbeeld omdat er minder van dat middel in de melk terechtkomt of omdat er meer onderzoek naar is gedaan.
    • - azelastine
    • - emedastine
    • - epinastine
    • - ketotifen
    • - levocabastine
    • - olopatadine

Achtergrondinformatie

Achtergrondinformatie
De meeste oogdruppels kunnen tijdens het geven van borstvoeding worden gebruikt, ook al is meestal niet bekend hoeveel van het geneesmiddel precies in de moedermelk terecht komt. De hoeveelheid geneesmiddel in een oogdruppel is laag, waardoor het niet waarschijnlijk is dat er veel in het lichaam van de moeder en in de moedermelk kan komen. In het algemeen gaat de voorkeur gaat uit naar de oudere of de veel voorgeschreven middelen.

Ketotifen
Na oculaire toediening van ketotifen zijn er doorgaans geen plasma­spiegels bij de moeder meetbaar.

Azelastine
Azelastine komt nauwelijks tot niet in de moe­dermelk. Echter azelastine heeft een zeer bittere smaak, Mocht azelastine in de moedermelk komen, dan kan dit mogelijk leiden tot het weigeren van de borstvoeding door de zuigeling.

Overige lokale antihistaminica
Over het gebruik van emedastine, epinastine en olopatadine tijdens de borstvoeding zijn geen gegevens bekend

Laatst bijgewerkt op 26-03-2019


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.