Bètablokkers tijdens de borstvoedingsperiode

In het kort

Labetalol, metoprolol en propranolol kunnen tijdens de borstvoedingsperiode waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Acebutolol, atenolol en sotalol komen in grotere hoeveelheden in de moedermelk terecht. Daarom wordt het gebruik tijdens de borstvoedingsperiode afgeraden.
Over de andere bètablokkers zijn onvoldoende gegevens bekend om een uitspraak te kunnen doen over de mogelijke risico’s.

Let op
Controleer de zuigeling op slaperigheid, bleekheid, loomheid, slecht drinken en groei als de moeder een bètablokker gebruikt.

Risico indeling

  • Waarschijnlijk veilig tooltip icon Dit geneesmiddel kan gebruikt worden tijdens de borstvoedingsperiode. Maar indien mogelijk heeft een geneesmiddel uit de categorie ‘Meest veilig’ de voorkeur. Bijvoorbeeld omdat er minder van dat middel in de melk terechtkomt of omdat er meer onderzoek naar is gedaan.
    • - labetalol
    • - metoprolol
    • - propranolol
  • Mogelijk risico tooltip icon Dit geneesmiddel kan via de melk mogelijk nadelige effecten geven bij de zuigeling. Overweeg of een veiliger middel gebruikt kan worden. Als dat niet kan, weeg dan de mogelijke nadelige effecten af tegen het belang van borstvoeding voor het kind. Voer extra controles uit bij het kind of ga over op flesvoeding.
    • - acebutolol
    • - atenolol
    • - sotalol
  • Risico onbekend tooltip icon Over gebruik van dit geneesmiddel tijdens de borstvoedingsperiode is nauwelijks of geen informatie. Het is niet mogelijk om een uitspraak te doen over de veiligheid. Kies bij voorkeur voor een middel waarvan meer bekend is over de veiligheid.
    • - bisoprolol
    • - carvedilol
    • - celiprolol
    • - esmolol
    • - landiolol
    • - nebivolol
    • - pindolol

Achtergrondinformatie

Labetalol
Labetalol gaat slechts in kleine hoeveelheden over naar de moedermelk. Nadelige effecten worden niet verwacht en zijn ook niet gezien in aterm geboren zuigelingen.

Metoprolol
Lage concentraties metoprolol zijn gemeten in de moedermelk. De plasmaconcentratie metoprolol bij de zuigeling was ondetecteerbaar of zeer laag na gebruik van metoprolol door de moeder tijdens de borstvoedingsperiode. Nadelige effecten zijn tot nu toe niet gemeld.

Propranolol
Propranolol gaat in kleine hoeveelheden over naar de moedermelk. Lage concentraties werden gemeten in de moedermelk. Nadelige effecten zijn niet gemeld.

Acebutolol
Acebutolol gaat in relatief grote hoeveelheden over goed over naar de moedermelk. Hypotensie, bradycardie en voorbijgaande tachypneu werden gezien in een pasgeboren kind na gebruik van acebutolol door de moeder tijdens de borstvoedingsperiode.

Atenolol
Atenolol gaat in relatief grote hoeveelheden over naar de moedermelk. In een recente studie werd een relatieve kinddosis van 14-18% berekend. Cyanose, bradycardie en een lage lichaamstemperatuur werden gezien bij een zuigeling na gebruik van 50 mg atenolol tweemaal daags door de moeder.

Sotalol
Sotalol gaat in relatief grote hoeveelheden over naar de moedermelk. Een relatieve kinddosis van 20-23% werd berekend na inname van 120 tot 240 mg sotalol per dag. Nadelige effecten werden niet gezien bij de zuigeling. Vanwege de hoge overgang naar de moedermelk zijn effecten van bèta blokkade bij het kind in theorie wel mogelijk.

Bisoprolol
Er is 1 case report met het gebruik van bisoprolol beschreven. De concentratie bisoprolol was ondetecteerbaar in de moedermelk.

Pindolol
In een studie met 3 vrouwen die elke 12 uur 10 mg pindolol kregen werd de pindolol concentratie gemeten in de moedermelk op de dag van de bevalling. De auteurs berekenden een relatieve kinddosis van 0,36%.

Overige betablokkers
Met het gebruik van carvedilol, celiprolol, esmolol, landiolol en nebivolol is geen ervaring opgedaan tijdens de borstvoedingsperiode.

arrow icon
  • Khurana R, Bin Jardan YA, Wilkie J. Breast milk concentrations of amiodarone, desethylamiodarone, and bisoprolol following short-term drug exposure: two case reports. Journal of clinical pharmacology. 2014-07-01;54(7):828-31
  • Gonçalves PV, Cavalli RC, da Cunha SP. Determination of pindolol enantiomers in amniotic fluid and breast milk by high-performance liquid chromatography: applications to pharmacokinetics in pregnant and lactating women. Journal of chromatography. B, Analytical technologies in the biomedical and life sciences. 2007-06-01;852(1-2):640-5
  • Hackett LP, Wojnar-Horton RE, Dusci LJ. Excretion of sotalol in breast milk. British journal of clinical pharmacology. 1990-02-01;29(2):277-8
  • O'Hare MF, Murnaghan GA, Russell CJ. Sotalol as a hypotensive agent in pregnancy. British journal of obstetrics and gynaecology. 1980-09-01;87(9):814-20
  • Lwin EMP, et al. Estimation of Atenolol Transfer Into Milk and Infant Exposure During Its Use in Lactating Women. Journal of human lactation : official journal of International Lactation Consultant Association. 2018-08-01;34(3):592-599
  • Schimmel MS, Eidelman AI, Wilschanski MA. Toxic effects of atenolol consumed during breast feeding. The Journal of pediatrics. 1989-03-01;114(3):476-8
  • Boutroy MJ, Bianchetti G, Dubruc C. To nurse when receiving acebutolol: is it dangerous for the neonate? European journal of clinical pharmacology. 1986-01-01;30(6):737-9
  • Lunell NO, Kulas J, Rane A. Transfer of labetalol into amniotic fluid and breast milk in lactating women. European journal of clinical pharmacology. 1985-01-01;28(5):597-9
  • Sandström B, RegÃ¥rdh CG. Metoprolol excretion into breast milk. British journal of clinical pharmacology. 1980-05-01;9(5):518-9
  • Lindeberg S, Sandström B, Lundborg P. Disposition of the adrenergic blocker metoprolol in the late-pregnant woman, the amniotic fluid, the cord blood and the neonate. Acta obstetricia et gynecologica Scandinavica. Supplement. 1984-01-01;118:61-4
  • Smith MT, Livingstone I, Hooper WD. Propranolol, propranolol glucuronide, and naphthoxylactic acid in breast milk and plasma. Therapeutic drug monitoring. 1983-01-01;5(1):87-93

Laatst bijgewerkt op 22-12-2020


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.