Thiazide diuretica (plastabletten) tijdens de zwangerschap

In het kort

Als tijdens de zwangerschap een plastablet nodig is, dan gaat de voorkeur uit naar hydrochloorthiazide of furosemide. Start niet met hydrochloorthiazide tijdens de zwangerschap. Alleen als de vrouw al voor de zwangerschap hydrochloorthiazide gebruikt, kan het worden voortgezet in de zwangerschap.

Let op
Controleer de groei van het ongeboren kind en de hematocriet (de verhouding tussen de rode bloedcellen en andere bloedcellen) en de natrium- en kaliumwaarden in het bloed van de moeder.

Risico indeling

  • Mogelijk risico tooltip icon Dit geneesmiddel kan mogelijk nadelige effecten hebben op zwangerschap of –ongeboren- kind. Weeg de mogelijke nadelige effecten af tegen het belang van behandeling van de moeder. Overweeg of een veiliger middel gebruikt kan worden of voer extra controles uit.
    • - hydrochloorthiazide
  • Risico onbekend tooltip icon Over gebruik van dit geneesmiddel tijdens de zwangerschap is geen of onvoldoende informatie beschikbaar. Het is niet mogelijk om een uitspraak te doen over de veiligheid. Kies bij voorkeur voor een middel waarvan meer bekend is over de veiligheid.
    • - chloortalidon
    • - epitizide
    • - indapamide

Achtergrondinformatie

Diuretica
Schrijf diuretica alleen op zeer strikte indicatie voor worden tijdens de zwangerschap. Deze middelen kunnen de doorbloeding van de placenta verminderen.

Thiaziden
Thiaziden zijn niet in verband gebracht met aangeboren afwijkingen. Risico’s voor het ongeboren kind bij het gebruik van thiazidediuretica door de moeder zijn hypoglycemie, trombocytopenie, hyponatriëmie en hypokaliëmie.

Hydrochloorthiazide is het beste onderzocht. Hydrochloorthiazide kan mogelijk een verminderde doorbloeding van de placenta geven, als gestart wordt tijdens de zwangerschap. Begin daarom niet tijdens de zwangerschap met dit middel. Naar de overige thiazidediuretica is weinig tot geen onderzoek gedaan.

 

Laatst bijgewerkt op 11-03-2019


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.