Intraveneuze anesthetica bij narcose tijdens de borstvoedingsperiode

In het kort

Tegen het geven van borstvoeding na gebruik van de intraveneuze (via injectie toegediende) narcosemiddelen propofol of thiopental bestaat geen bezwaar. Over dexmedetomidine, (es)ketamine, etomidaat en methohexital zijn minder gegevens bekend.

Risico indeling

  • Waarschijnlijk veilig tooltip icon Dit geneesmiddel kan gebruikt worden tijdens de borstvoedingsperiode. Maar indien mogelijk heeft een geneesmiddel uit de categorie ‘Meest veilig’ de voorkeur. Bijvoorbeeld omdat er minder van dat middel in de melk terechtkomt of omdat er meer onderzoek naar is gedaan.
    • - propofol
    • - thiopental
  • Risico onbekend tooltip icon Over gebruik van dit geneesmiddel tijdens de borstvoedingsperiode is nauwelijks of geen informatie. Het is niet mogelijk om een uitspraak te doen over de veiligheid. Kies bij voorkeur voor een middel waarvan meer bekend is over de veiligheid.
    • - dexmedetomidine
    • - esketamine
    • - etomidaat
    • - ketamine
    • - methohexital

Achtergrondinformatie

Propofol en thiopental hebben de voorkeur binnen deze groep. Over deze middelen zijn de meeste gegevens bekend.

Voor de intraveneuze anaesthetica geldt in het algemeen dat deze middelen maar weinig in de melk terechtkomen na een incidentele blootstelling. De kans op een nadelig effect op de zuigeling is gering. Zodra de moeder voldoende bij bewustzijn is om haar kind zelf aan te leggen, mag zij weer borst­voeding geven.

Laatst bijgewerkt op 04-02-2021


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.