Diverse antistollingsmiddelen tijdens de borstvoedingsperiode

In het kort

Antitrombine III en bivalirudine kunnen waarschijnlijk veilig worden gebruikt tijdens de borstvoedingsperiode. Het zijn grote moleculen, waardoor ze nauwelijks in de moedermelk terechtkomen. Bovendien worden deze middelen waarschijnlijk in het maagdarmkanaal van de zuigeling geïnactiveerd.

Van de overige middelen is onvoldoende informatie beschikbaar voor een risico-inschatting.

Risico indeling

  • Waarschijnlijk veilig tooltip icon Dit geneesmiddel kan gebruikt worden tijdens de borstvoedingsperiode. Maar indien mogelijk heeft een geneesmiddel uit de categorie ‘Meest veilig’ de voorkeur. Bijvoorbeeld omdat er minder van dat middel in de melk terechtkomt of omdat er meer onderzoek naar is gedaan.
    • - antitrombine iii
    • - bivalirudine
  • Risico onbekend tooltip icon Over gebruik van dit geneesmiddel tijdens de borstvoedingsperiode is nauwelijks of geen informatie. Het is niet mogelijk om een uitspraak te doen over de veiligheid. Kies bij voorkeur voor een middel waarvan meer bekend is over de veiligheid.
    • - apixaban
    • - argatroban
    • - dabigatran
    • - edoxaban
    • - rivaroxaban

Achtergrondinformatie

Apixaban
Apixaban gaat waarschijnlijk over naar de moedermelk. Dit geneesmiddel wordt oraal opgenomen (biologische beschikbaarheid circa 50%). Er is geen gedocumenteerde ervaring bij borstvoeding.

Argatroban
Argatroban gaat waarschijnlijk over naar de moedermelk. Het is onbekend of dit geneesmiddel oraal wordt opgenomen. Er is geen gedocumenteerde ervaring bij borstvoeding.

Dabigatran
Op basis van voorlopige data (betreffende 2 vrouwen in een klinische studie) lijkt dabigatran weinig in de moedermelk terecht te komen. Er is geen informatie over eventuele effecten op de zuigeling.

Edoxaban
Edoxaban gaat waarschijnlijk over naar de moedermelk. Dit geneesmiddel wordt oraal opgenomen (biologische beschikbaarheid circa 62%). Er is geen gedocumenteerde ervaring bij borstvoeding.

Rivaroxaban
Op basis van beperkte data (betreffende 6 vrouwen in case reports) lijkt rivaroxaban weinig in de moedermelk terecht te komen. De gerapporteerde relatieve kinddosis varieerde van 1,3% tot 5%. Er is geen informatie over eventuele effecten op de zuigeling.

Laatst bijgewerkt op 16-08-2019


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.