Vaccins met levend-verzwakte micro-organismen tijdens de borstvoedingsperiode

In het kort

Als een moeder geen of onvoldoende antistoffen heeft tegen rode hond (rubella), kan zij gevaccineerd worden met BMR (bof, mazelen en rode hond) vaccin tijdens de borstvoedingsperiode. Dit kan al vlak na de bevalling.

Als tyfusvaccinatie nodig is tijdens de borstvoeding, dan gaat de voorkeur uit naar het geïnactiveerde tyfusvaccin dat per injectie in de spier wordt gegeven.

Toediening van het gele­koortsvaccin tijdens de borstvoeding wordt afgeraden. Bij een reis die niet kan worden uitgesteld, naar een gebied waar gele koorts veel voorkomt, moet toediening van het vaccin worden overwogen.

Let op
Het wordt afgeraden om moeders, die borstvoeding geven aan zuigelingen met een verminderde weerstand, te vaccineren met een levend-verzwakt vaccin

Risico indeling

  • Meest veilig tooltip icon Dit geneesmiddel is -binnen deze groep- de veiligste keuze voor gebruik tijdens de borstvoedingsperiode. Er is, in onderzoek of in de praktijk, geen verhoogd risico gevonden op nadelige effecten voor de zuigeling of op de melkproductie.
    • - bof-mazelen-rubellavaccin
    • - varicellazostervaccin
  • Risico tooltip icon Het is niet veilig om dit geneesmiddel te gebruiken in de borstvoedingsperiode. Kies zo mogelijk voor een veiliger middel. Als dat niet mogelijk is, ga dan over op flesvoeding
    • - gelekoortsvaccin
  • Risico onbekend tooltip icon Over gebruik van dit geneesmiddel tijdens de borstvoedingsperiode is nauwelijks of geen informatie. Het is niet mogelijk om een uitspraak te doen over de veiligheid. Kies bij voorkeur voor een middel waarvan meer bekend is over de veiligheid.
    • - bcg-vaccin
    • - tyfusvaccin (oraal)

Achtergrondinformatie

Rubellavaccin
Uit enkele onderzoeken blijkt dat het verzwakte rubella-virus kan overgaan in de moedermelk na vacci­natie van de moeder. Echter, geen van de onderzochte kinderen vertoonde duidelijke symptomen van rubella. Ondanks dat het rubella-vaccin vaak is toegediend in de peri­ode na de bevalling, zijn er slechts enkele meldingen van kinderen die mogelijk een rubella-infectie via de borstvoeding hebben gekregen. Deze kinderen hadden milde symptomen.

Gelekoortsvaccin
In de literatuur zijn case-reports verschenen over zuigelingen met encefalitis na vaccinatie van de moeder met het gelekoortsvaccin. Na behandeling trad volledig herstel op. Encefalitis / YEL-AND (yellow fever vaccine-associated neurologic disease)  is een bekende bijwerking van het gelekoortsvaccin na toediening aan zeer jonge kinde­ren.
Bij een studie naar moedermelk van 11 vrouwen die werden gevaccineerd, werd geen viraal RNA aangetoond. De borstvoeding werd bij deze kinderen 10 dagen onderbroken.
Bij het reizen naar een endemisch gebied moet een indivi­duele afweging worden gemaakt.

Varicellazostervaccin
Bij onderzoek naar het gebruik van het varicellazostervaccin tijdens de borstvoeding is geen virus aangetoond in de moedermelk. Ook in een onderzoek met 2 moeders met een varicella-zoster infectie, kon het virus niet aangetoond worden. De antistoffen tegen het virus werden wel geïsoleerd uit de moedermelk in het laatste onderzoek.

Bescherming van de baby via moeder
Antistoffen van de moeder kunnen via de moedermelk bij de baby terechtkomen. Het duurt enige tijd voor het immuunsysteem van de baby zelf in staat is om voldoende antistoffen te maken. Bij vaccinatie van de moeder is het mogelijk dat de antistoffen via de moedermelk bij de zuigeling terechtkomen. 

Laatst bijgewerkt op 18-08-2021


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.