Lokaal anesthetica in injectievorm, zoals bupivacaïne, lidocaïne en waarschijnlijk ook articaïne en ropivacaïne, gaan slechts in kleine hoeveelheden over in de moedermelk. Bij lokale toedieningsvormen, zoals crèmes, oogdruppels of oordruppels, is de overgang naar de melk nog beperkter.
Prilocaïne komt waarschijnlijk ook slechts in geringe mate in de moedermelk terecht. Eenmalige toepassing bij de tandarts is waarschijnlijk geen probleem gezien de kleine hoeveelheid die daarbij wordt gebruikt.
Over chloorprocaïne, mepivacaïne en prilocaïne is weinig informatie bekend. Uit voorzorg heeft gebruik van deze middelen niet de voorkeur.
Sommige producten bevatten ook adrenaline (epinefrine) of felypressine (octapressine) voor plaatselijke vaatvernauwing, zodat het effect zo plaatselijk mogelijk blijft. Lokaal gebruik van adrenaline is voor de borstvoeding geen bezwaar. Over felypressine is geen informatie.
Laatst bijgewerkt op 27-09-2021