Codeïne
Codeïne wordt meestal in kleine hoeveelheden uitgescheiden in de moedermelk. Eén casusbeschrijving vermeldt sterfte van de zuigeling na gebruik van codeïne door de moeder. De moeder had een verhoogde activiteit (ultra rapid metabolizer) van het cytochroom P450 iso-enzym CYP2D6. Dit genotype komt voor bij 1 tot 2% van de Europese bevolking. Codeïne wordt bij dit genotype versneld omgezet in morfine. Dit leidt tot hogere morfinespiegels in het bloed van de moeder en in de moedermelk.
Morfine
Morfine heeft een lage biologische beschikbaarheid. Bij neonaten en prematuren kan morfine stapelen, doordat de klaring langzamer verloopt. Dit kan mogelijk leiden tot onder andere ademhalingsdepressie, sedatie en obstipatie.
Pethidine
Pethidine gaat over in de moedermelk. De halfwaardetijd is lang bij neonaten, waardoor het middel kan stapelen. Verminderde alertheid is beschreven bij neonaten na behandeling van de moeder met pethidine na een keizersnede.
Oxycodon
In een onderzoek werd bij 20% van de neonaten sedatie gezien bij gebruik van oxycodon door de moeder. Daarnaast is eenmaal een intoxicatie gemeld bij een neonaat.
Methadon
Methadon wordt door de zuigeling goed verdragen. Wees bij langdurig gebruik en hogere doseringen alert op ademhalingsdepressie en sedatie van de zuigeling.
Buprenorfine
De beperkte ervaring met buprenorfine wijst niet op nadelige effecten bij de zuigeling. De concentratie in de moedermelk is laag en de opname vanuit het maagdarmkanaal gering. De blootstelling van de neonaat is daarom naar verwachting beperkt.
Overige opioïden
Alfentanil, fentanyl, nalbufine en sufentanil worden na eenmalige toediening slechts in zeer kleine hoeveelheden in de melk uitgescheiden. Van de overige middelen zijn onvoldoende gegevens bekend om een uitspraak te kunnen doen over de mogelijke risico’s.
Toeschietreflex
Opioïden remmen de afgifte van oxytocine in de hersenen. De toeschietreflex van de borstvoeding kan daardoor verminderen.
Laatst bijgewerkt op 29-10-2019