Diverse antibacteriële middelen tijdens de borstvoedingsperiode

In het kort

Nitrofurantoïne kan worden gebruikt tijdens de borstvoeding. Daptomycine, clindamycine en aztreonam kunnen waarschijnlijk veilig worden gebruikt tijdens de borstvoeding.

Een eenmalige dosis fosfomycine is waarschijnlijk ook veilig te gebruiken. Eventueel kan 24 uur gekolfd worden.

Let op

  • Als er diarree bij de zuigeling ontstaat tijdens het gebruik van het antibioticum door de moeder, kan dit door het geneesmiddel komen.
  • Nitrofurantoïne gaat in kleine hoeveelheden over in de moedermelk. Het is onwaar­schijnlijk dat deze hoeveelheden een hemolytische anemie kunnen veroorzaken bij de zuigeling. In de eerste maand postpartum, en vooral bij prematuren en bij G6PD-defi­ciente zuigelingen, moet men echter wel alert te zijn op hemolytische anemie bij de zui­geling.

Risico indeling

  • Meest veilig tooltip icon Dit geneesmiddel is -binnen deze groep- de veiligste keuze voor gebruik tijdens de borstvoedingsperiode. Er is, in onderzoek of in de praktijk, geen verhoogd risico gevonden op nadelige effecten voor de zuigeling of op de melkproductie.
    • - nitrofurantoïne
  • Waarschijnlijk veilig tooltip icon Dit geneesmiddel kan gebruikt worden tijdens de borstvoedingsperiode. Maar indien mogelijk heeft een geneesmiddel uit de categorie ‘Meest veilig’ de voorkeur. Bijvoorbeeld omdat er minder van dat middel in de melk terechtkomt of omdat er meer onderzoek naar is gedaan.
    • - aztreonam
    • - clindamycine
    • - daptomycine
    • - fosfomycine (oraal)
  • Risico onbekend tooltip icon Over gebruik van dit geneesmiddel tijdens de borstvoedingsperiode is nauwelijks of geen informatie. Het is niet mogelijk om een uitspraak te doen over de veiligheid. Kies bij voorkeur voor een middel waarvan meer bekend is over de veiligheid.
    • - colistine
    • - fidaxomicine
    • - fosfomycine (intraveneus)
    • - fusidinezuur
    • - methenamine

Achtergrondinformatie

Nitrofurantoïne
Nitrofurantoïne gaat in kleine hoeveelheden over in de moedermelk. Het is onwaar­schijnlijk dat deze hoeveelheden een hemolytische anemie kunnen veroorzaken bij de zuigeling. In de eerste maand postpartum, en vooral bij prematuren en bij G6PD-defi­ciente zuigelingen, moet men echter wel alert te zijn op hemolytische anemie bij de zui­geling.
G6PD-deficiëntie is een erfelijke aandoening en komt met name voor bij de bevolking afkomstig uit het Middellandse Zeegebied, Suriname, de Antillen, Azië en Afrika. In de oorspronkelijke Noord-Europese populatie bedraagt de incidentie 0,1%

Aztreonam
Aztreonam gaat in kleine hoeveelheden over in de moedermelk en wordt nauwelijks vanuit het maagdarmkanaal van de zuigeling opgenomen. Daardoor zijn effecten op de zuigeling niet waarschijnlijk.

Daptomycine
Eén case report beschrijft dat daptomycine in een minimale hoeveelheid overgaat in de moedermelk. Daptomycine wordt slecht opgenomen vanuit het maagdarmkanaal. Nadelige effecten voor de zuigeling zijn daarom niet waarschijnlijk.

Clindamycine
Clindamycine gaat in kleine hoeveelheden over in de moedermelk. Het is niet waar­schijnlijk dat deze kleine hoeveelheden nadelige effecten op de zuigeling hebben. Er is één casus beschreven van een hemorragische enteritis bij een zuigeling na gelijktijdig gebruik van clindamycine en gentamicine door de moeder. Na stoppen van het geven van borstvoeding trad herstel op.

Fosfomycine
Op grond van de beperkte beschikbare gegevens wordt aangenomen dat fosfomycine in kleine hoeveelheden overgaat in de moedermelk. De orale biologische beschikbaarheid is beperkt. Bij eenmalig oraal gebruik kan de borstvoeding gecontinueerd worden. Eventueel kan blootstelling van de zuigeling aan fosfomycine verder worden beperkt door 24 uur te kolven. Er is geen informatie over borstvoeding tijdens langdurig intraveneus gebruik van fosfomycine.

Methenamine
Met het gebruik van methenamine tijdens de borstvoeding is weinig ervaring opgedaan. Voor zover bekend komt methenamine slechts in geringe hoeveelheden in de moedermelk terecht. Methenamine zit in het preparaat gebonden aan amandelzuur. Amandelzuur komt wel in grote hoeveelheden in de moedermelk terecht. Het risico hiervan is onbekend.

Overige middelen
Met colistine, fidaxomicine en fusidinezuur is geen ervaring opgedaan tijdens de borstvoeding.

Antibacteriële middelen bij de borstvoeding
Bij het maken van een afweging tussen de verschillende antibiotica kan het nuttig zijn de ervaring met de behandeling van neonaten te betrekken (zie het Kinderformularium). Antimicrobiële middelen gaan in het algemeen in kleine hoeveelheden over in de moe­dermelk. In het bloed van zuigelingen zijn minimale concentraties aangetroffen. In theorie is het mogelijk dat de darmflora van de zuigeling wordt beïnvloed. Dit leidt hooguit tot wat dunnere ontlasting.

Laatst bijgewerkt op 24-12-2019


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.