Middelen bij candida infectie van de borst tijdens de borstvoedingsperiode

In het kort

Bij een oppervlakkige candida-schimmelinfectie aan de borst  kan miconazol of nystatine gebruikt worden.

Bij een candida infectie in de borst kan fluconazol  gebruikt worden.

Risico indeling

  • Meest veilig tooltip icon Dit geneesmiddel is -binnen deze groep- de veiligste keuze voor gebruik tijdens de borstvoedingsperiode. Er is, in onderzoek of in de praktijk, geen verhoogd risico gevonden op nadelige effecten voor de zuigeling of op de melkproductie.
    • - miconazol (lokaal)
    • - nystatine (oraal of lokaal)
  • Waarschijnlijk veilig tooltip icon Dit geneesmiddel kan gebruikt worden tijdens de borstvoedingsperiode. Maar indien mogelijk heeft een geneesmiddel uit de categorie ‘Meest veilig’ de voorkeur. Bijvoorbeeld omdat er minder van dat middel in de melk terechtkomt of omdat er meer onderzoek naar is gedaan.
    • - fluconazol (oraal)

Achtergrondinformatie

Oppervlakkige candida-infectie
Candida albicans kan de tepel oppervlakkig infecteren. Risicofactoren voor een infectie zijn tepelkloven, een recente kuur met antibiotica en een vaginale candida-infectie bij de moeder. Lokale behandeling met miconazol of nystatine heeft de voorkeur. Behandel zowel moeder als kind om herbesmetting te voorkomen. De behandeling moet minimaal twee dagen na ver­dwijnen van de klachten worden voortgezet.

Zie voor meer informatie de pagina over de lokale toepassing van miconazol en de pagina over het gebruik van nystatine tijdens de borstvoeding.

Candidiasis in de borst
Bij diepe borstpijn kan candidiasis van de borst de onderliggende oorzaak zijn. Tijdens het voeden treedt een branderige, ste­kende en diepe pijn in de borst op. De pijn kan minuten tot uren na de voeding aanhouden. Bij een bacteriële infec­tie kunnen vergelijkbare klachten optreden. Het is daarom van belang de oorzaak van de pijn te achterhalen, voordat wordt gekozen voor een behandeling met antimycotica. Gebruik antibiotica voor de behandeling van mastitis (borstontsteking) die gepaard gaat met koorts.

Een fluconazol kuur van enkele weken kan worden gebruikt voor de behandeling van candidiasis in de borst. Enkele case-reports beschrijven goede resultaten, maar gecontroleerde onderzoeken ontbreken. Uit de ervaring met fluconazol blijkt:

  • Dat fluconazol in redelijk grote hoeveelheden overgaat in de moedermelk. De melk/plasma ratio bedraagt 0,5–0,9 (1). De relatieve kinddosis is na een enkel­voudige dosis al meer dan 16% (2). Door de lange halfwaardetijd, vooral bij de premature baby, kan de relatieve kinddosis nog hoger worden bij herhaalde toepassing. Fluconazol wordt ook aan neonaten gegeven. De dosis die de zuigeling binnenkrijgt via de moedermelk is veel lager dan de therapeutische dosis voor een neonaat. Tot nu toe zijn er geen nadelige effecten op zuigelingen beschreven;
  • Dat fluconazol door de baby goed wordt verdragen. In een studie met 96 moeder-kindparen waren er maar 7 kinderen waarbij mogelijk sprake was van bijwerkingen, zoals milde gastro-intestinale ongemakken (3). Ook bij studies waarbij neonaten direct fluconazol toegediend kregen bleek dit (4);
  • Dat de hoeveelheid fluconazol in de moedermelk te klein is om de eventuele can­dida-infectie in de mond van de zuigeling te behandelen;
  • Dat een enkele dosis fluconazol waarschijnlijk onvoldoende effectief is.

 

Referenties

1.           Force RW. Fluconazole concentrations in breast milk. Pediatric infectious disease journal, The. 1995;14(3):235-6.

2.           Hale TW. Medications & Mothers' Milk. 18 ed: Springer Publishing Company; 2019.

3.           Moorhead AM, Amir LH, O'Brien PW, Wong S. A prospective study of fluconazole treatment for breast and nipple thrush. BreastfeedRev. 2011;19(3):25-9.

4.           Kaplan YC, Koren G, Ito S, Bozzo P. Fluconazole use during breastfeeding. Can FamPhysician. 2015;61(10):875-6.

Laatst bijgewerkt op 09-12-2022


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.