Mineralen tijdens de zwangerschap

In het kort

Calciumpreparaten, fluoriden, kaliumzouten, magnesiumzouten en zinkzouten kunnen, als dat nodig is, gebruikt worden tijdens de zwangerschap.
In Nederland komen mineralentekorten bijna niet voor. Een gevarieerde voeding bevat voldoende mineralen. Vrouwen die zwanger zijn en vrouwen die borstvoeding geven kunnen extra ijzer nodig hebben.

Let op:

  • Vermijd inname van hoge doses jodium: dat kan een negatieve invloed hebben op de schildklierfunctie van het ongeboren kind.

De aanbevolen hoeveelheden mineralen voor zwangere vrouwen per dag zijn:

 mineraal  aanbevolen hoeveelheid per dag      
calcium: tot 20 weken zwangerschap

calcium: vanaf 20 weken zwangerschap    
 18-24 jaar:1000 mg
  > 24 jaar: 950 mg
 1000 mg
 ijzer  16 mg
 kalium  3500 mg
 magnesium  300 mg
 zink  9,1 mg
 koper  1 mg
 jodium  200 microgram
 seleen  60 microgram
 fluor  2,9 mg

Uit advies Gezondheidsraad Voedingsnormen voor vitamines en mineralen voor zwangere vrouwen. 22 juni 2021 

Achtergrondinformatie

Op een aparte pagina is informatie te vinden over vitaminen tijdens de zwangerschap.

Calcium
Vermijd inname van overmatige hoeveelheden calcium tijdens de zwangerschap vanwege het risico op neonatale hypoparathyreoïdie en hypocal­ciëmie.

Jodium
Vermijd inname van hoge doses jodium. Hoge jodiumdoseringen kunnen leiden tot struma en hypothyreoïdie bij de foetus en de pasgeborene. Jodium passeert de placenta makkelijk.
Ook te lage jodiumwaardes bij de moeder kunnen schade bij het ongeboren kind tot gevolg hebben. Een jodiumtekort bij de moeder kan hypothyreoïdie en neurologische schade veroorzaken bij het ongeboren kind.

Informatie over mineralen tijdens de borstvoedingsperiode is op deze pagina te vinden.

 

Laatst bijgewerkt op 09-09-2021


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.