Contrastmiddelen bij beeldvorming tijdens de zwangerschap

In het kort

Jodiumhoudende contrastmiddelen kunnen waarschijnlijk veilig worden gebruikt. De kans lijkt klein dat deze contrastmiddelen de werking van de schildklier van het ongeboren kind beïnvloeden.

Bij het gebruik van gadoliniumhoudende contrastmiddelen blijven sporen van gadolinium achter in de hersenen van de patiënt zelf. Of dit ook plaatsvindt bij de foetus na toediening van deze contrastmiddelen aan de zwangere patiënt is onbekend.

Over bariumsulfaat en contrastmiddelen voor echografisch onderzoek zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om een goede inschatting te maken van de mogelijke risico’s.

Let op

  • Gebruik intraveneuze contrastmiddelen alleen na een zorgvuldige afweging: als de scan niet kan worden uitgesteld tot na de zwangerschap, en als de noodzakelijke informatie alleen kan worden verkregen door verhoging van het contrast.

Risico indeling

  • Waarschijnlijk veilig tooltip icon Dit geneesmiddel kan gebruikt worden tijdens de zwangerschap. Maar indien mogelijk heeft een geneesmiddel uit de categorie ‘Meest veilig’ de voorkeur. Bijvoorbeeld omdat er meer onderzoek is gedaan naar dat middel of studies minder discrepanties tonen. Het belang van behandeling kan na afweging groter zijn dan het risico.
    • - jodiumhoudende contrastmiddelen
  • Mogelijk risico tooltip icon Dit geneesmiddel kan mogelijk nadelige effecten hebben op zwangerschap of –ongeboren- kind. Weeg de mogelijke nadelige effecten af tegen het belang van behandeling van de moeder. Overweeg of een veiliger middel gebruikt kan worden of voer extra controles uit.
    • - gadoliniumhoudende contrastmiddelen
  • Risico onbekend tooltip icon Over gebruik van dit geneesmiddel tijdens de zwangerschap is geen of onvoldoende informatie beschikbaar. Het is niet mogelijk om een uitspraak te doen over de veiligheid. Kies bij voorkeur voor een middel waarvan meer bekend is over de veiligheid.
    • - bariumsulfaat
    • - contrastmiddelen voor echografisch onderzoek

Achtergrondinformatie

Jodiumhoudende contrastmiddelen
Vóór de twaalfde zwangerschapsweek is de foetale schildklier nog niet actief en neemt deze geen jodium op. Het gebruik van jodium in het tweede of derde trimester kan de werking van de schildklier van de foetus negatief beïnvloeden. Dit is ook beschreven na het gebruik van jodiumhoudende contrastmiddelen tijdens de zwangerschap. Het risico lijkt echter beperkt: in de literatuur zijn ruim 500 prenataal blootgestelde neonaten gedocumenteerd, bij 1% hiervan werd een afwijkende TSH gemeten. Waarschijnlijk treedt het effect met name op bij de ionogene contrastmiddelen. De voorkeur gaat daarom uit naar de niet-ionogene contrastmiddelen (jobitridol, jodixanol, johexol, jomeprol, jopromide en joversol).

Na de geboorte wordt bij ieder kind de werking van de schildklier gecontroleerd via de hielprik. Hierdoor kan er zo nodig snel worden ingegrepen bij afwijkende bevindingen.

Gadoliniumhoudende contrastmiddelen
Er zijn rond de 600 zwangerschappen gedocumenteerd in de literatuur waarbij het ongeboren kind is blootgesteld aan gadoliniumhoudende contrastmiddelen. Er zijn tot nu toe geen aanwijzingen voor een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen. Het is nog onbekend of er langetermijneffecten kunnen optreden.

Laatst bijgewerkt op 05-03-2019


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.