De risico-indeling van het geneesmiddel in de tabel op de website geeft informatie over de veiligheid ervan tijdens de borstvoeding. Onderstaande adviezen kunnen een nuttige aanvulling zijn:
Keuze van het geneesmiddel (indien mogelijk)
- Kies een toedieningsweg waarbij de concentratie in het bloed van de moeder laag is, zoals op de huid of inhalatie.
- Kies een geneesmiddel dat niet of weinig wordt uitgescheiden in de moedermelk, dus met een relatieve kinddosis (onder de 10%).
- Kies een geneesmiddel dat ook geschikt is om te geven aan kleine kinderen.
- Kies een geneesmiddel met een lage biologische beschikbaarheid. Als het geneesmiddel in de maag van de zuigeling wordt afgebroken is er minder kans op nadelige effecten.
- Vermijd niet-noodzakelijke medicatie zoals kruidenpreparaten, vitamines in hoge dosering en supplementen.
Leeftijd en gezondheid van de zuigeling
- Wees extra voorzichtig bij premature kinderen en bij kinderen met nier- of leverfunctiestoornissen. De kans op stapeling is groter, vanwege de beperkte capaciteit om het geneesmiddel af te breken en uit te scheiden. Overleg met de behandelend kinderarts voordat de moeder met medicatie start.
- Hoe ouder het kind, hoe beter het in staat is om het geneesmiddel af te breken en uit te scheiden. De kans op stapeling en negatieve effecten is kleiner. Bovendien wordt de blootstelling in mg geneesmiddel per kg lichaamsgewicht van de baby steeds kleiner als het kind groeit. Ook zal bijvoorbeeld de bloed-hersenbarrière beter functioneren bij een ouder kind.
- Neem het aandeel van de borstvoeding in de totale voeding mee. Als een ouder kind naast borstvoeding ook flesvoeding of vaste voeding krijgt, wordt het in verhouding minder aan het geneesmiddel blootgesteld.
Tijdstip van geneesmiddelinname
- Adviseer het geneesmiddel direct na de borstvoeding in te nemen. Daardoor wordt de piekconcentratie vermeden. Deze aanpak werkt alleen bij geneesmiddelen met een korte halfwaardetijd en zonder vertraagde afgifte. Bij pasgeborenen is dit advies meestal niet zinvol, omdat ze vaak en onregelmatig gevoed worden.
- Adviseer het geneesmiddel direct na de laatste voeding in te nemen, dus vlak vóór de periode van langere slaap van de baby. Bij geneesmiddelen die eenmaal daags worden gedoseerd, kan deze maatregel voldoende zijn. Adviseer eventueel de nachtvoeding te vervangen door eerder afgekolfde moedermelk of een flesvoeding.
Aanpassen van de borstvoeding (als het geneesmiddel dat nodig maakt)
- Als het geneesmiddel maar een keer of kortdurend gebruikt wordt, kan de borstvoeding zo nodig tijdelijk worden onderbroken. De melk moet dan tijdelijk worden afgekolfd en weggegooid. De zuigeling krijgt in die tijd flesvoeding of moedermelk die voor aanvang van het geneesmiddelgebruik is afgekolfd. Hoelang men de borstvoeding moet onderbreken, hangt af van het geneesmiddel. Een vuistregel is een- tot tweemaal de halfwaardetijd van het geneesmiddel bij de moeder. Houd bij sterk werkzame en toxische middelen vier- tot vijfmaal de halfwaardetijd aan.
- Bij langdurig geneesmiddelgebruik tijdens de borstvoeding kan de borstvoeding zo nodig gedeeltelijk worden vervangen door flesvoeding. Zo wordt de absolute blootstelling van de zuigeling aan het geneesmiddel beperkt.
- Als het geneesmiddel niet gecombineerd kan worden met het geven van borstvoeding en het middel niet vervangen kan worden door een veilig alternatief, dan moet de borstvoeding worden gestaakt.
Laatst bijgewerkt op 29-11-2022