Lokale middelen bij allergische rhinitis tijdens de borstvoedingsperiode

In het kort

Neussprays en neusdruppels met corticosteroïden (beclometason, budesonide, fluticason, mometason en triamcinolon) kunnen waarschijnlijk veilig worden gebruikt tijdens de borstvoeding. Azelastine en levocabastine neusspray kunnen kortdurend gebruikt worden tijdens de borstvoeding.

Risico indeling

  • Waarschijnlijk veilig tooltip icon Dit geneesmiddel kan gebruikt worden tijdens de borstvoedingsperiode. Maar indien mogelijk heeft een geneesmiddel uit de categorie ‘Meest veilig’ de voorkeur. Bijvoorbeeld omdat er minder van dat middel in de melk terechtkomt of omdat er meer onderzoek naar is gedaan.
    • - beclometason
    • - budesonide
    • - fluticason
    • - mometason
    • - triamcinolon
    • - azelastine (kortdurend)
    • - levocabastine (kortdurend)
  • Risico onbekend tooltip icon Over gebruik van dit geneesmiddel tijdens de borstvoedingsperiode is nauwelijks of geen informatie. Het is niet mogelijk om een uitspraak te doen over de veiligheid. Kies bij voorkeur voor een middel waarvan meer bekend is over de veiligheid.
    • - azelastine (langdurig)
    • - levocabastine (langdurig)

Achtergrondinformatie

Geneesmiddelopname
De hoeveelheid geneesmiddel die bij neusdruppels of neusspray in het lichaam wordt opgenomen, is zo laag dat een effect via de borstvoeding op het kind onwaarschijnlijk is. Naar de veiligheid van het gebruik van de meeste neusdruppels of -sprays tijdens de borstvoeding is echter weinig onderzoek gedaan.

Corticosteroïden
Na nasale toediening wordt slechts een klein deel van de corticosteroïden in het lichaam opgenomen. Bovendien gaan corticosteroïden slechts in kleine hoeveelheden over in de moedermelk.

Lokale antihistaminica
De dosering van azelastine en levocabastine is bij nasaal gebruik heel laag. Het is zeer onwaarschijnlijk dat klinisch relevante hoeveelheden in de moedermelk terecht komen.
Azelastine heeft een zeer bittere smaak, mocht het toch in de melk terechtkomen dan kan dit mogelijk leiden tot het weigeren van de borstvoeding door de zuigeling.

Laatst bijgewerkt op 14-11-2019


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.