Naast de categorie-indeling in de tabel kunnen ook onderstaande adviezen nuttig zijn bij de overweging of een geneesmiddel gebruikt mag worden tijdens de borstvoedingsperiode:
Keuze van het geneesmiddel
Indien mogelijk:
- Kies een toedieningsweg met een lage systemische belasting, zoals op de huid of inhalatie.
- Kies een geneesmiddel dat niet of weinig wordt uitgescheiden in de moedermelk. Zoals geneesmiddelen met een hoge eiwitbinding, hydrofiele geneesmiddelen, zwak zure geneesmiddelen, geneesmiddelen met een molecuulgewicht groter dan 800 Dalton en geneesmiddelen met een korte halfwaardetijd.
- Kies een geneesmiddel dat ook mag worden voorgeschreven aan kleine kinderen.
- Kies een geneesmiddel met een lage biologische beschikbaarheid.
- Vermijd niet-noodzakelijke medicatie zoals kruidenpreparaten, vitamines in hoge dosering en supplementen.
Leeftijd en gezondheid van de zuigeling
- Bij premature kinderen en bij kinderen met nier- of leverfunctiestoornissen is extra voorzichtigheid geboden. De kans op stapeling is groter, vanwege de beperkte capaciteit om het geneesmiddel af te breken en uit te scheiden. Overleg met de behandelend kinderarts voordat de moeder met medicatie start.
- Hoe ouder het kind, hoe beter het in staat is om het geneesmiddel af te breken en uit te scheiden. De kans op stapeling en negatieve effecten is kleiner. Bovendien wordt de blootstelling in mg geneesmiddel per kg lichaamsgewicht van de baby steeds kleiner als het kind groeit. Ook zal bijvoorbeeld de bloed-hersenbarrière beter functioneren bij een ouder kind.
- Neem het aandeel van de borstvoeding in de totale voeding mee. Als een ouder kind naast borstvoeding ook flesvoeding of vaste voeding krijgt, wordt het in verhouding minder aan het geneesmiddel blootgesteld.
Tijdstip van geneesmiddelinname
- Adviseer het geneesmiddel direct na de borstvoeding in te nemen. Daardoor wordt de piekconcentratie vermeden en de kans op inname van een grote hoeveelheid geneesmiddel verminderd. Deze strategie werkt alleen bij geneesmiddelen met een korte halfwaardetijd en formuleringen zonder vertraagde afgifte. Bij pasgeborenen is dit advies meestal niet zinvol, omdat ze vaak en onregelmatig gevoed worden.
- Adviseer het geneesmiddel direct na de laatste voeding in te nemen, dus vlak vóór de periode van langere slaap van de baby. Bij geneesmiddelen die eenmaal daags worden gedoseerd, kan deze maatregel voldoende zijn. Adviseer eventueel de nachtvoeding te vervangen door eerder afgekolfde moedermelk of een flesvoeding.
Aanpassen van de borstvoeding
- Als het geneesmiddel slechts eenmaal of kortdurend gebruikt wordt, kan de borstvoeding tijdelijk worden onderbroken. De melk moet dan tijdelijk worden afgekolfd en weggegooid. De zuigeling krijgt in die tijd flesvoeding of moedermelk die voor aanvang van het geneesmiddelgebruik is afgekolfd. Hoelang men de borstvoeding moet onderbreken, hangt af van het geneesmiddel. Een vuistregel is een- tot tweemaal de halfwaardetijd van het geneesmiddel bij de moeder. Houd bij sterk werkzame en toxische middelen vier- tot vijfmaal de halfwaardetijd aan.
- Als bij langdurig geneesmiddelgebruik de borstvoeding toch wordt gecontinueerd, kan de borstvoeding gedeeltelijk worden vervangen door flesvoeding. Zo wordt de absolute blootstelling van de zuigeling aan het geneesmiddel beperkt.
- Als het geneesmiddel niet gecombineerd kan worden met het geven van borstvoeding en het middel niet vervangen kan worden door een veilig alternatief, dan moet de borstvoeding worden gestaakt.
Laatst bijgewerkt op 07-12-2020